Middernacht - en het licht
stijgt op uit donker, verloren,
mijn fletse silhouet omsingeld -
ik -
mijn bladeren genaaid tot plafond.
Zonder neus geen geur van de Amstel
die tot in mijn jaarringen doordringt.
Geen mond verborgen in mijn bast,
geen knobbel geprogrammeerd
om uw taal te leren.
Met de reikwijdte van mijn takken,
als mijn opengeslagen armen,
heet ik u welkom en neem ik het woord.
In steen ter planeet geworpen -
een zonnetje of honderd,
in het regenachtigesamengevat
tot een stuk of acht,
(kort
en bondig.)
Een frisse blik op tweehonderd jaren,
waar enig obstructie de voetganger belemmert.
Tussen de radiogolven en asfaltlagen
kleuren geulen groen en voortreffelijk.
Waar een kunstenaar naar inspiratie zoekt
liggen de letters letterlijk te grijp.
Wandelt er een man richting Amstelhoek,
beveelt hij zijn hond: "Zit, en kijk!" -
Een vlinder werpt
een blik naar rechts,
fladdert fabelachtig richting Thamerlaan.
Op het zebrapad babbelen mensen
over het omzien naar elkaar.
Over ouders, kinderen en kleinkinderen,
over hoe dit dorp eigenzinnig blijft.
Over hoe die beuk daar in het midden
regel na regel een gedichtje schrijft.
Ik weet niet wat
de toekomst brengen zal.
Of ik in splinters zal worden geknipt,
hoe het landschap
om mij heen zal meanderen,
of ik door vliegende auto's zal worden gepasseerd.
Maar tot ver in de eeuwigheid
zullen deze woorden blijven boeien,
zullen ze in stilte - doch immer ijverig
elke inwoner en bezoeker begroeten.
Per omgaande ben ik,
uit kop en romp gewrongen,
de klank die harten doet smelten
tot magma - verstelt
met donzig brons.
De haargrens van de aarde
in wortels,
kronkels
en woorden begraven -
ik sta hier, trots,
op sokkel,
omringd met úw verhalen.
Terug naar overzicht
Vind je dat er informatie over dit gedicht ontbreekt? Stuur een mail naar
info@straatpoezie.nl met de titel en locatie van het gedicht en de aanvullende informatie.